poepen werkw. Uitspraak: [ ˈpupə(n) ] Afbreekpatroon: poe·pen Vervoegingen: poepte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepoept (volt.deelw.) 1) ontlasting uit je darmen laten komen Voorbeeld: 'Ik moet heel nodig poepen!.' 2) seks hebben Voorbeeld: 'voor de eerste keer poepen' Synoniem: neuken Synoniemen: beren... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/poepen