polijsten werkw. Uitspraak: [ po'lɛistə(n) ] Afbreekpatroon: po·lijs·ten Vervoegingen: polijstte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepolijst (volt.deelw.) glanzend en glad maken door schuren of slijpen Voorbeelden: 'Er werd een gepolijst stenen bijltje opgegraven.' , 'glad gepolijst marmer' Synoniem: politoeren Synoniemen: bijscha...
1) Afschuren 2) Afzoeten 3) Beschaven 4) Bijschaven 5) Bruineren 6) Doen glanzen 7) Edelsmeedtechniek 8) Gebitsbehandeling 9) Glad en glanzend maken 10) Glad maken 11) Gladden 12) Gladmaken 13) Gladschuren 14) Glanzend maken 15) Kolven 16) Poleren 17) Polieren 18) Politoeren 19) Schaven 20) Schuren 1) Afschuren 2) Beschaven 3) Brouneren 4) Bruineren 5) Bruinieren 6) Bijschaven 7) Gladden 8) Gladschuren 9) Gladslijpen 10) Kolven 11) Likken 12) Oppoetsen 13) Poleren 14) Politoeren 15) Schaven 16) Schuren 17) Slijpen 18) Veredelen 19) Verfijnen 20) Vijlen 21) Zoeten 
Polijsten is een techniek waarbij de natuurstenen of marmeren vloer weer hersteld kan worden waardoor er een zijdeglans ontstaat. Een hogere glans wordt verkregen door meer keren te polijsten, gebruik te maken van een polijstmachine met hogere toeren of door een extra fijn polijstpoeder of pasta
glanzend maken (toon de herkomst via de etymologiebank)
glad en glanzend schuren vb: de diamant werd gepolijst
glad maken
glad maken
Onder andere: Het zacht glad borstelen van het haar door de schubben te sluiten.
Door een fijne wijze van slijpen en schuren een voorwerp glad en glanzend maken.
Verwijderen van lijmresten op gebitselementen na het verwijderen van een vastzittende beugel met een polijstboortje en een klein ronddraaiend borsteltje of rubberen bekertje met polijstpasta.