de pottenbakker zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'pɔtə(n)bɑkər ] Afbreekpatroon: pot·ten·bak·ker Verbuigingen: pottenbakkers (meerv.) de pottenbak - ster zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'pɔtə(n)bɑk - stər ] Afbreekpatroon: pot·ten·bak·ker Verbuigingen: pottenbaksters (meerv.) iemand die als beroep voorwerpen van aardewerk maakt Syno...
1) Ambachtsman 2) Beoefenaar van de kunstnijverheid 3) Beroep 4) Keramist 5) Scheppend kunstenaar 1) Keramist 
potten en ander aardewerk werden lange tijd gekocht in de stad of van rondtrekkende marskramers. Pas in het midden van de 18e eeuw vestigde de eerste pottenbakker in Belfeld, in 1785 gevolgd door een te Swalmen die echter maar kort volhield. In het midden van de 20e eeuw volgde vanuit Tegelen een opleving.
iemand die voor zijn beroep of uit liefhebberij aardewerken voorwerpen uit potklei vervaardigt
iemand die aardewerk vervaardigt