puur bijv.naamw. Uitspraak: [ pyr ] echt en zuiver Voorbeelden: 'puur vruchtensap' , 'puur toeval' Synoniemen: alleen door en door echt gaaf gewoonweg klinkklaar kuis maagdelijk onaangeraakt onbevlekt ongerept onschuldig onvermengd regelrecht rein ronduit sec virginaal zuiver Intensiveringen Hoe kun je met puur een ander begrip versterk...
1) Absoluut 2) Alleen 3) Baarlijk 4) Bloot 5) Chocolade 6) Echt 7) Eerlijk 8) Enkel 9) Fris 10) Gaaf 11) Gewoonweg 12) Klaar 13) Klinkklaar 14) Kuis 15) Louter 16) Maagdelijk 17) Naturel 18) Niet verbasterd 19) Niet vermengd 20) Onaangeraakt 21) Onbevlekt 22) Ongemengd 23) Ongerept 24) Ongeschonden 1) Alleen 2) Enkel 3) Gaaf 4) Gewoonweg 5) Klaar 6) Klinkklaar 7) Kuis 8) Louter 9) Maagdelijk 10) Naakt 11) Naturel 12) Onaangeraakt 13) Onbevlekt 14) Ongemengd 15) Ongerept 16) Onschuldig 17) Onverdund 18) Onvermengd 19) Onversneden 20) Onvervalst 21) Regelrecht 22) Rein 23) Ronduit 24) Virginaal 
Let op: Spelling van 1858 pur, Fr., rein, zuiver, onvervalscht, echt; ook louter, enkel, bloot
geen namaak vb: dit is puur vruchtensap Synoniemen: echt zuiver authentiek Tegenstelling: vals
•zuiver
zuiver
zuiver