recidiveren werkw. Uitspraak: [ residi'verə(n) ] Afbreekpatroon: re·ci·di·ve·ren Vervoegingen: recidiveerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gerecidiveerd (volt.deelw.) steeds weer terugvallen in misdadigheid Voorbeeld: 'Ongeveer 70 procent van de gestraften recidiveert na vrijlating.' 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/recidiveren