I reppen werkw. Afbreekpatroon: rep·pen Verbuigingen: repte Vervoegingen: gerept (volt.deelw.) vermelden, spreken over Voorbeelden: 'Daarnaast rept het rapport ook over de financiële gezinssituatie in Nederland.' , 'Verschillende kandidaten reppen van fraude bij de verkiezingen.' II reppen werkw. Afbreekpatroon: rep·pen Verbuigingen: rep...
1) Aanroeren 2) Aantasten 3) Bij het spreken aanroeren 4) Haast maken 5) Haasten 6) Haastig wegkomen 7) IJlen 8) Jachten 9) Jagen 10) Jakkeren 11) Kikken 12) Opschieten 13) Snellen 14) Spoeden 15) Spreken 16) Vliegen 17) Vlug bewegen 18) Vlug gaan 19) Zich haasten 1) Aanroeren 2) Gewagen 3) Haasten 4) Jachten 5) Jagen 6) Jakkeren 7) Kikken 8) Opschieten 9) Snellen 10) Spoeden 11) Spreken 12) Vermelden 13) Vliegen 14) IJlen 
zich (toon de herkomst via de etymologiebank)
snel doen omdat je weinig tijd hebt vb: Lutger repte zich naar huis Synoniem: haasten
(Vlaams) trekken, rukken, wiedenzich haasten
(zich ~) zich haasten