rouwen werkw. Uitspraak: [ 'rɑuwə(n) ] Afbreekpatroon: rou·wen Vervoegingen: rouwde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gerouwd (volt.deelw.) je verdrietig voelen over de dood van iemand Voorbeelden: 'rouwen om het verlies van een geliefde' , 'Iedereen rouwt op zijn manier.' Synoniem: treuren Synoniemen: bewenen Spreekwoorden en zegs... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/rouwen