de schlemiel zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: schlemielen Verbuigingen: schlemieltje 1) sukkel, domkop, slappeling 2) stakker, stumper, pechvogel Synoniemen: pechvogel slappeling sukkel watje 
1) Lang mager mens 2) Slungel 3) Watje 4) Onnozele hals 5) Mafkees 6) Slampamper 7) Sullig persoon 8) Sul 9) Sukkel 10) Ongeluksvogel 11) Pechvogel 12) Loser 13) Arme kerel 14) Schlemiel 15) Sloeber 16) Onhandig lang mens 17) Stakker 18) Slappeling 
[idioom] Schlemiel. Ongeluksvogel, sul, pechvogel, slachtoffer. Jiddisch.
slappeling
pechvogel; slappeling (toon de herkomst via de etymologiebank)
[Bargoens, boeventaal] lummel, ongeluksvogel.
'Schlemiel' (Jiddisch: שלומיאל; soms gespeld 'shlemiel' of 'shlumiel') is een Jiddische term die 'onbekwaam/incompetent persoon' of 'dwaas' betekent. De onbekwame 'schlemiel' wordt vaak gepresenteerd naast de ongelukkige 'schlimazel'.