sabbelen werkw. Uitspraak: [ ˈsɑbələ(n) ] Afbreekpatroon: sab·be·len Vervoegingen: sabbelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesabbeld (volt.deelw.) zuigen op en likken aan Voorbeelden: 'op een lolly sabbelen' , 'Aan elke tepel ligt een biggetje te sabbelen.' Synoniemen: lurken zabbelen zuigen 3 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/sabbelen