schemeren werkw. Uitspraak: [ 'sxemərə(n) ] Afbreekpatroon: sche·me·ren Vervoegingen: schemerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geschemerd (volt.deelw.) donker beginnen te worden doordat de zon ondergaat Voorbeeld: 'Rond deze tijd begint het om half negen al te schemeren.' Synoniemen: avond worden deemstering donkeren doorscheme...
1) Deemstering 2) Donker worden 3) Donkeren 4) Doorschemeren 5) Halfdonker 6) Schemerdonker 7) Schemering 8) Schemerlicht 9) Tussen licht en donker zijn 10) Vaag waarneembaar zijn 11) Vaag zichtbaar zijn 1) Deemstering 2) Donkeren 3) Doorschemeren 4) Halfdonker 5) Schemerdonker 6) Schemering 7) Schemerlicht 
tussen licht en donker zijn (toon de herkomst via de etymologiebank)
een beetje donker zijn vb: we gaan naar binnen want het begint te schemeren
•donker of licht worden, tussen licht en donker zijn.
tussen licht en donker zijn
tussen licht en donker zijn