smerig, morsig, smoezelig (VD) - Voorbeeld: ‘Waar ieder in de week, zonder opschik, smullig in de kleren stak en goed-kome-'t-uit aangetoorteld liep, verscheen Mira in hare schamele plunje - (...) immer keurig en voornaam’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php