staven werkw. Uitspraak: [ stavə(n) ] Afbreekpatroon: sta·ven Vervoegingen: staafde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gestaafd (volt.deelw.) van argumenten voorzien Voorbeeld: 'de waarheid van een bewering staven met bewijzen' Synoniem: onderbouwen Synoniemen: aantonen beamen bekrachtigen bevestigen bewijzen documenteren goedkeuren ...
1) Aan iets getrouw blijven 2) Aantonen 3) Aanvoeren 4) Adstrueren 5) Affirmeren 6) Beamen 7) Bekrachtigen 8) Bevestigen 9) Bewaarheiden 10) Bewijsgronden aanvoeren 11) Bewijzen 12) Bewijzen aanvoeren 13) Documenteren 14) Goedkeuren 15) Hardmaken 16) Met argumenten steunen 17) Met bewijzen aantonen 1) Aantonen 2) Adstrueren 3) Beamen 4) Bekrachtigen 5) Bevestigen 6) Bewaarheiden 7) Bewijzen 8) Documenteren 9) Evinceren 10) Goedkeuren 11) Motiveren 12) Onderbouwen 13) Onderschrijven 14) Stangen 15) Sterken 16) Steunen 17) Waarmaken 
bevestigen (toon de herkomst via de etymologiebank)
laten zien dat het zo is vb: hij staaft zijn bewering met een aantal voorbeelden Synoniemen: aantonen bewijzen uitwijzen verdedigen Tegenstelling: aanvallen
•aantonen, bv. in "met bewijzen staven" •water
bevestigen
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken