de stiefbroer zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'stifbrur ] Afbreekpatroon: stief·broer Verbuigingen: stiefbroers (meerv.) zoon van je stiefvader of stiefmoeder uit een eerdere relatie dan die met je eigen ouder Voorbeeld: 'Mijn vader is hertrouwd met een vrouw die twee zoons had, waardoor ik nu twee stiefbroers heb heb.' 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/stiefbroer