1) Wissel 2) Geldswaardig papier 3) Pasmunt 
Nederlandsche handelswoorden uit het Frans (1914): 1) saldo, dat op een rekening te kort komt, 2) pasmunt, 3) een wissel, die als een gedeelte van een grootere moet beschouwd worden.
wissel ter vereffening van het saldo (toon de herkomst via de etymologiebank)
bankrecht: (buitenlandse) wissel. ...