de stoot zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ stot ] Verbuigingen: stoten (meerv.) 1) korte harde duw een stoot onder de gordel (een gemene, agressieve opmerking) tegen een stootje kunnen (veel kunnen verdragen) Synoniem: sterk zijn 2) grote hoeveelheid Voorbeelden: 'In de haven ligt een hele stoot vissersboten.' , 'Ik he...
1) Aandrift 2) Aandrijvende kracht 3) Beweging met kracht 4) Biljartterm 5) Bof 6) Boks 7) Boksterm 8) Bons 9) Bots 10) Botsing 11) Dof 12) Duw 13) Duwtje 14) Duwende actie 15) Duwende beweging 16) Flap 17) Harde duw 18) Hele hoop 19) Hengst 20) Hoop 21) Hort 22) Ictus 23) Impuls 24) Impact met kracht 1) Aandrift 2) Beuk 3) Bof 4) Boks 5) Bons 6) Bots 7) Botsing 8) Brui 9) Coup 10) Drang 11) Dreun 12) Duw 13) Duwtje 14) Gof 15) Hengst 16) Hoop 17) Hort 18) Ictus 19) Impuls 20) Kanjer 21) Kink 22) Klap 23) Knietje 24) Knuffel 25) Kracht 26) Lel 27) Linkse 28) Menigte 29) Mep 30) Muilpeer 31) Nop 32) Opduvel 
(Amsterdams) klus (bargoens)(Amsterdams) lekkere meid
•een kracht van korte duur die tegen iets of iemand aan wordt uitgeoefend. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
korte, harde duw
Def.: attentiesignaal met de scheepshoorn.
een met de scheepshoorn gegeven geluidssein. EEN KORTE STOOT: geluidssein van ca. 1seconde. EEN LANGE STOOT: een geluidssein van ca. 4 seconde. (Een pauze tussen twee opeenvolgende stoten ca. 1 seconde.)
[Bargoens, boeventaal] ze hebben een mooien stoot gehad (een goeden slag geslagen). 17000 gld. was mijn laatste stoot. Een mooi stootje zou ik zeggen.