stromen werkw. Uitspraak: [ ˈstromə(n) ] Afbreekpatroon: stro·men Vervoegingen: stroomde (verl.tijd enkelv.) 1) (van vloeistoffen) in één richting voorwaarts gaan Vervoegingen: heeft, is gestroomd (volt.deelw.) Voorbeelden: 'Het water in de rivier stroomt bijna niet.' , 'De beek stroomt door het dal.' stromend water (water uit ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/stromen