de stront zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ strɔnt ] 1) poep Voorbeeld: 'Er ligt veel hondenstront op straat.' stront in je ogen hebben ((iets dat duidelijk zichtbaar is) niet zien) in de stront zitten (problemen hebben) 2) ruzie Voorbeeld: 'Die twee hebben stront.' Synoniemen: drek gedonder kak penarie poep schijt In... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/stront
toestand van kwaad zijn op elkaar vb: hij heeft weer stront met zijn vrienden Synoniemen: bonje ruzie conflict onenigheid geschil ongenoegen onvrede wrijving twist onverteerd voedsel dat via je anus naar buiten komt vb: ik trapte met mijn wandelschoenen in de stront er is stront aan de knikker [er gaat iets mis waardoo... Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=stront
Spreekwoorden: (1914) Stront komt in platte volkstaal dikwijls voor; o.a. in de beteekenis ruzie (vgl. hd. stänkerei; stänkern, stänker, twistzoeker); zie Kmz. 177: Bij de bitter kregen we gister stront; bl. 54: Wat hebben wij met jullie stront te maken; Harreb. II, 315: Maak toch geen' stront; fri. stront ... Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10778