de teller zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'tɛlər ] Afbreekpatroon: tel·ler Verbuigingen: tellers (meerv.) 1) apparaat dat iets telt of meet Voorbeelden: 'De teller stond op ruim 200.000.' , 'toerenteller' 2) wat bij een breuk boven of voor de streep staatwiskunde Voorbeeld: 'In de breuk 3/4 is 3 de tel... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/teller
1) Bord 2) Bovenste deel van een breuk 3) Bovenste gedeelte van een breuk 4) Breuken 5) Breukstreep 6) Cijfer bovenaan een breuk 7) Cijferaar 8) Deel van een breuk 9) Deel van een cassetterecorder 10) Deel van een rekenkundige bewerking 11) Deeltal 12) Getal 13) Getal boven de breukstreep 14) Getal bovenaan een breuk Gevonden op https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Teller/1