torsen werkw. Uitspraak: [ 'tɔrsə(n) ] Afbreekpatroon: tor·sen Vervoegingen: torste (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getorst (volt.deelw.) 1) (iets zwaars) met moeite dragen Voorbeelden: 'zware boodschappentassen de trap op torsen' , 'als je te dik bent jezelf mee moeten torsen als je ergens heen gaat' 2) moete... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/torsen