trainen werkw. Uitspraak: [ ˈtrenə(n) ] Afbreekpatroon: trai·nen Vervoegingen: trainde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getraind (volt.deelw.) regelmatig oefenen van een bepaalde sport of vaardigheid Voorbeelden: 'iemand trainen voor het kampioenschap' , 'hard trainen voor de komende wedstrijd' , 'een paard trainen in het nemen va... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/trainen
oefeningen doen met je lichaam vb: ze trainde voor de zwemwedstrijden oefeningen laten doen om iemand voor te bereiden op een moeilijke taak vb: Artsen zonder Grenzen traint mensen in arme landen om zelf zieken te behandelen Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=trainen