transplanteren werkw. Uitspraak: [ trɑnsplɑnˈterə(n) ] Afbreekpatroon: trans·plan·te·ren Vervoegingen: transplanteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getransplanteerd (volt.deelw.) (weefsel of een orgaan) van het ene lichaam naar het andere overbrengen of naar een andere plaats in je lichaam Voorbeeld: 'een nier transplanter... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/transplanteren