trommelen werkw. Uitspraak: [ ˈtrɔmələ(n) ] Afbreekpatroon: trom·me·len Vervoegingen: trommelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getrommeld (volt.deelw.) 1) op een trommel (2) slaanmuziek iemand uit zijn bed trommelen (roepen dat iemand uit zijn bed moet komen) 2) met je vingers snel achter elkaa... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/trommelen
op een trommel slaan vb: de jongen trommelt er lustig op los snel met je vingers ergens op tikken vb: ze zat nerveus op de tafel te trommelen mensen bij elkaar trommelen [bij elkaar roepen] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=trommelen