de tuinbouwer zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: tuin·bou·wer Verbuigingen: tuinbouwers (meerv.) Verbuigingen: tuinbouwertje (verkleinwoord) Iemand die een tuinbouwbedrijf heeft. Voorbeeld: 'In Vlaanderen wordt de term bloemist ook gebruikt voor de tuinbouwer die bloemen teelt in kassen, en ze via de groothandel verdeelt.' . Synoniemen: t... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/tuinbouwer