uitplanten werkw. Afbreekpatroon: uit·plan·ten Verbuigingen: plantte uit Vervoegingen: uitgeplant (volt.deelw.) zaailingen in vollere grond planten Voorbeeld: 'Hij had zijn viooltjes uitgeplant en water gegeven.' . 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitplanten