uitprinten werkw. Uitspraak: [ 'œytprɪntə(n) ] Afbreekpatroon: uit·prin·ten Vervoegingen: printte uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgeprint (volt.deelw.) (een bestand) afdrukken met behulp van een printer Voorbeeld: 'Even het bestand uitprinten, dat leest makkelijker.' Synoniem: printen 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitprinten