uitvoeren werkw. Uitspraak: [ ˈœytfurə(n) ] Afbreekpatroon: uit·voe·ren Vervoegingen: voerde uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgevoerd (volt.deelw.) 1) (handelswaar) naar het buitenland verkopen Voorbeeld: 'Nederland voert elk jaar meer snijbloemen uit.' Antoniem: invoeren Synoniem: exporteren 2) doen o...
1) Beoefenen 2) Doen 3) Effectueren 4) Executeren 5) Executie 6) Exporteren 7) Handelen 8) Interpreteren 9) Nakomen 10) Naleven 11) Ondernemen 12) Opvoeren 13) Opvolgen 14) Presteren 15) Realiseren 16) Reproduceren 17) Spelen 18) Tenuitvoerlegging 19) Toepassen 20) Uitrichten 21) Uitvoering 22) Verrichten 1) Bewerkstelligen 2) Chargeren 3) Concerteren 4) Concretiseren 5) Doen 6) Effectueren 7) Executie 8) Exporteren 9) Handelen 10) Maken 11) Nakomen 12) Naleven 13) Ondernemen 14) Ophalen 15) Opvatten 16) Opvoeren 17) Over de grens doen 18) Praktizeren 19) Realiseren 20) Tenuitvoerlegging 21) Toepassen 
tot stand brengen (toon de herkomst via de etymologiebank)
•exporteren: "(consumptie)goederen uitvoeren". •afhandelen, voltrekken, ten uitvoer brengen: "een vonnis uitvoeren", "een gerechtelijk bevel uitvoeren". •(software) runnen
tot stand brengen
tot stand brengen
Uit `De lagere vaktalen: De taal der hopkweekers` 1914 de afteplukken hop in sommige huizen voeren om ze daar met den kilo te doen afplukken.