I vermenigvuldigen werkw. Uitspraak: [ vərˈmenəxfʏldəxə(n) ] Afbreekpatroon: ver·me·nig·vul·di·gen Vervoegingen: vermenigvuldigde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft vermenigvuldigd (volt.deelw.) 1) meer exemplaren van iets maken Voorbeeld: 'Wil je deze notulen vijf keer vermenigvuldigen?' 2) het ene getal...
1) Aangroei 2) Aanwas 3) Aanwinst 4) Autograferen 5) Dupliceren 6) Expansie 7) Multipliceren 8) Reproduceren 9) Stijging 10) Toename 11) Toeneming 12) Uitbreiding 13) Vermeerderen 14) Verveelvoudigen 15) Voortplanten 1) Bezetting in de rekenkunde 2) Dupliceren 3) In aantal doen toenemen 4) Multipliceren 5) Rekenen 6) Rekenkundige bewerking 7) Rekenkundige operatie 8) Reproduceren 9) Verdubbelen 10) Verveelvoudigen 11) Voortplanten 12) Voorttelen 
verveelvuldigen, multipliceren (toon de herkomst via de etymologiebank)
het zoveel keer bij zichzelf optellen als het getal aangeeft vb: met hoeveel moet je 3 vermenigvuldigen om 9 te krijgen? Tegenstelling: delen
een getal zo vaak nemen als door een ander is aangegeven
afdrukken van een tekst maken - Jaar van herkomst: 1793 (WNT )