verraden werkw. Uitspraak: [ vərˈadə(n) ] Afbreekpatroon: ver·ra·den Vervoegingen: verraadde, verried (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verraden (volt.deelw.) 1) niet trouw zijn aan (iemand of iets) en daardoor in gevaar brengen Voorbeelden: 'je land verraden' , 'je vrienden verraden' 2) bekendmaken wat eigenl...
1) Aanbrengen 2) Aandragen 3) Aangegeven 4) Aangeven 5) Bedotten 6) Bekendmaken 7) Doorslaan 8) Een geheim bekendmaken 9) Klikken 10) Ontrouw plegen 11) Openbaren 12) Ophangen 13) Overbrieven 14) Trouweloos behandeld 15) Trouweloos handelen 16) Trouweloos zijn 17) Uitbrengen 18) Uitzeggen 19) Verklappen 1) Aanbrengen 2) Aangeven 3) Bedotten 4) Doorslaan 5) Klikken 6) Oververtellen 7) Uitbrengen 8) Verklappen 9) Verklikken 10) Verlakken 11) Verlinken 12) Verloenen 13) Verloochenen 14) Versliegeren 15) Vertellen 
trouweloos handelen jegens; verklappen (toon de herkomst via de etymologiebank)
hem uitleveren aan de vijand vb: hij heeft de soldaten verraden
•Ontrouw worden aan wat men heeft voorgedaan te zullen steunen. •Een geheim prijsgeven. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
verklappen, trouweloos handelen
verklappen, trouweloos handelen