verteren werkw. Uitspraak: [ vər'terə(n) ] Afbreekpatroon: ver·te·ren Vervoegingen: verteerde (verl.tijd enkelv.) 1) (van voedsel) veranderen in ontlasting Vervoegingen: is verteerd (volt.deelw.) Voorbeeld: 'Fruit verteert sneller dan vlees.' 2) (voedsel) omzetten in ontlasting Vervoegingen: heeft verteerd (volt...
1) Doorleven 2) Slijten 3) Ten onder gaan 4) Teren 5) Slopen 6) Doorbrengen 7) Molmen 8) Doorstaan 9) Putreceren 10) Pruimen 11) Teruggaan 12) Consumeren 13) Afknagen 14) Instorten 15) Opteren 16) Uitgeven 17) Uitteren 18) Uitvreten 19) Achteruitgaan 20) Afbreken 21) Opeten 22) Opleven 23) Oplossen 
in de maag verwerken
voedingsstoffen zo klein maken dat ze opgenomen kunnen worden in het bloed
in de maag verwerken (toon de herkomst via de etymologiebank)
Mechanisch en chemisch afbreken van voeding tot kleine deeltjes, die makkelijk door het lichaam kunnen worden opgenomen
alles ervan gebruiken vb: hij heeft maar weinig verteerd tijdens de vakantie Synoniem: opmaken
in de maag verwerken