de vlerk zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ vlɛrk ] Verbuigingen: vlerken (meerv.) iemand die brutaal of onbeleefd is Voorbeeld: 'een arrogante, onbeschofte vlerk' Synoniemen: schoffie schoft vleg vlegel vleugel wiek 6 definities...
1) Apenkop 2) Bengel 3) Blaag 4) Brutaal persoon 5) Brutale jongen 6) Deugniet 7) Dierlijk lichaamsdeel 8) Gereedschap 9) Kinkel 10) Kwajongen 11) Lichaamsdeel 12) Lompe vlegel 13) Lomperd 14) Lummel 15) Onbeleefd iemand 16) Onbeleefde jongen 17) Pummel 18) Rakker 19) Rekel 20) Schacht 21) Schoffie 1) Arm 2) Drijver 3) Kinkel 4) Kwajongen 5) Lomperd 6) Lummel 7) Rakker 8) Rekel 9) Schoffie 10) Vlegel 11) Vleugel 12) Wiek 
Met vlerk wordt meestal een persoon bedoeld die nogal brutaal is, ofwel een onbeschoft iemand of een lomperd. Het is een nogal oud woord en eigenlijk betekent het vleugel, maar die betekenis wordt niet meer aan het woord gekoppeld. In de Middeleeuwen sprak men van een vlederic of een vlerk. Hiermee bedoelde men een vleugel van een vogel. Pas later ...
vleugel (toon de herkomst via de etymologiebank)
vleugel
vlegel - Jaar van herkomst: 1840 (WNT )
1> ander woord voor een zijnet, de vleugel, van bijvoorbeeld een fuik. 2> Vlaamse term voor de oprijklep van een pont. 3> LAMME VLERK: scheepsvoortstuwing die aan de zijkant van het schip hangt. Ook bekend als zijschroefinstallatie.
(1) Vlag(2). (2) Zijdelings aan een prauw verbonden drijver. (3) Deel van het scheepswand tussen de windveren en de hekstutten.
[Bargoens, boeventaal] arm. Een lamme vlerk. Linker- en rechter vlerk.