volhouden werkw. Uitspraak: [ 'vɔlhɑudə(n) ] Afbreekpatroon: vol·hou·den Vervoegingen: hield vol (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft volgehouden (volt.deelw.) 1) blijven doen wat je begonnen bent Voorbeeld: 'Afvallen is een kwestie van volhouden.' Antoniem: opgeven Synoniemen: : volharden, blijven bij, uithouden, doorzetten...
1) Aanhouden 2) Beweren 3) Blijven aandringen 4) Doorbijten 5) Doorgaan 6) Doorstaan 7) Doorzetten 8) Dragen 9) Dulden 10) Handhaven 11) Harden 12) Houden 13) Iets niet opgeven 14) Niet opgeven 15) Perseveratie 16) Persevereren 17) Persisteren 18) Poursuiveren 19) Retineren 20) Souteneren 21) Staande blijven 1) Blijvenbij 2) Doorbijten 3) Doorgaan 4) Doorstaan 5) Doorzetten 6) Dragen 7) Dulden 8) Handhaven 9) Harden 10) Persisteren 11) Poursuiveren 12) Standhouden 13) Uithouden 14) Uitzingen 15) Uitzitten 16) Verdragen 17) Verduren 18) Volharden 19) Voortgaan 
handhaven (toon de herkomst via de etymologiebank)
• [ov] doorgaan met iets ondanks tegenslag, tegenspraak of vermoeidheid
handhaven
tijdens het zeilen: de koers dusdanig wijzigen, of de zeilen dus danig stellen, dat men de wind in de zeilen houdt.
Zo zeilen dat de zeilen goed gevuld blijven.