de voorhoede zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ 'vorhudə ] Afbreekpatroon: voor·hoe·de Verbuigingen: voorhoeden, voorhoedes (meerv.) 1) onderdeel van een leger of sportteam dat voorin actief is defensie Voorbeeld: 'een speler opstellen in de voorhoede' Antoniem: achterhoede 2) richtinggevende groep Voor...
1) Aanval 2) Aanvalslinie 3) Avant-garde 4) Deel van een sportploeg 5) Deel van een sportteam 6) Front 7) Speerpunt 8) Spits 9) Spitsspeler 10) Voetbalterm 11) Voorhoedes 12) Voorspits 13) Voorste deel van een colonne 14) Voorste spelers 15) Voortocht 16) Voorwacht 1) Aanval 2) Aanvalslinie 3) Avant-garde 4) Front 5) Frontrij 6) Speerpunt 7) Spits 8) Spitsspeler 9) Verkenners 10) Voorhoedes 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Voorhoede``] Zie Veiligheidsdienst
voorste deel van een leger (toon de herkomst via de etymologiebank)
voorste gedeelte van een groep vb: deze soldaat vocht in de voorhoede
voorste, eerste gedeelte van een groep die onderweg is. synoniem: aanvalslinie antoniem: achterhoede