vooronderstellen werkw. Uitspraak: [ vorɔndər'stɛlə(n) ] Afbreekpatroon: voor·on·der·stel·len Vervoegingen: vooronderstelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft voorondersteld (volt.deelw.) op voorhand ervan uitgaan dat iets waar of mogelijk is Voorbeeld: 'Wetenschap vooronderstelt een regelmatige orde in de natuur.' Synoniemen: ...
1) Aannemen 2) Als mogelijk aannemen 1) Aannemen 2) Postuleren 3) Presupponeren 4) Veronderstellen