weten werkw. Uitspraak: [ ˈwetə(n) ] Afbreekpatroon: we·ten Vervoegingen: wist (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geweten (volt.deelw.) kennis hebben van iets het altijd beter weten (eigenwijs zijn) Ik wist niet beter dan dat... (ik dacht dat...) Wat niet weet, dat niet deert. (je hebt geen last van de dingen die je niet bekend zijn... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/weten
1) Bedenken 2) Begrijpen 3) Bekend zijn 4) Bekend zijn met 5) Beseffen 6) Bewustzijn 7) Cultuurgewas 8) Identifceren 9) Iets ervaren 10) In staat zijn 11) Inzien 12) Kennen 13) Kennis 14) Kennis bezitten 15) Kennis hebben 16) Kennis hebben van 17) Mededelen 18) Namelijk 19) Ondervonden 20) Op de hoogte zijn Gevonden op https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Weten/1
uitdr.: Voorbeeld: ‘veel weten in’: lijden onder, gevoelig zijn voor (DB, Te) - Voorbeeld: ‘Die lootdag staat me nog altijd voor de geest en dat vertrekken, dat was zo'n slag voor moeder, ze wist er zoveel in dat ze er ziek van werd’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0025.php