winden werkw. Uitspraak: [ ˈwɪndə(n) ] Afbreekpatroon: win·den Vervoegingen: wond (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gewonden (volt.deelw.) om iets heen draaien Voorbeeld: 'een verband om de zere vinger winden' Synoniem: wikkelen er geen doekjes omheen winden (duidelijk zeggen wat je wilt) (iemand) om je vinger winden ((iemand) lat... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/winden