de zakdoek zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈzɑgduk ] Verbuigingen: zakdoeken (meerv.) kleine vierkante doek om je neus in te snuiten of je tranen mee af te drogen Voorbeelden: 'een pakje papieren zakdoekjes' , 'een knoop in je zakdoek leggen zodat je iets niet vergeet' zakdoekje leggen (bepaald kinderspel in een kring) Synoniemen: snotla... Gevonden op https://woorden.org/woord/zakdoek
relatief kleine, vierkante doek die gebruikt wordt om er de neus in te snuiten of om iets mee schoon te vegen; doekje voor snuiten of schoonvegen Ook vaak in de verkleinvorm zakdoekje . Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/zakdoek
Een 'zakdoek' is een doek van stof of papier (in het laatste geval ook tissue genoemd) om in te niezen, de neus in te snuiten, of om handen en gezicht mee af te vegen. In de jaren 70 van de twintigste eeuw ontstond in San Francisco het gebruik om met een zakdoek hangend uit de kontzak via de Hanky code aan te geven of iemand homoseksueel was. Gevonden op https://nl.wikipedia.org/wiki/Zakdoek