de zaligheid zelfst.naamw. (v.) Afbreekpatroon: za·lig·heid Verbuigingen: zaligheden (meerv.) Verbuigingen: zaligheidje (verkleinwoord) 1) een toestand waarin men gerechtvaardigd is tegenover God Voorbeeld: 'De zaligheid van paus Johannes Paulus II is onlangs door de huidige paus afgekondigd.' 2) ''overdrachtelijk'' ie...
1) Empyreum 2) Geluk 3) Genoegen 4) Genot 5) Heerlijkheid 6) Heil 7) Hoge mate van geluk 8) Iets heerlijks 9) Redding 10) Verlossing 11) Voorspoed 12) Welligheid 13) Zegen 14) Zegenen 15) Zegening 1) Genot 2) Heerlijkheid 3) Heil 4) Verlossing 5) Voorspoed 6) Zegen 7) Zegenen 8) Zegening 
toestand van deel te hebben aan het eeuwig heil
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] pestilentie, pest; vroom eufemisme voor die gevreesde ziekte, evenals gave Gods (zie aldaar).