de zaterdag zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈzatərdɑx ] Afbreekpatroon: za·ter·dag Verbuigingen: zaterdagen (meerv.) de zesde dag van de week, tussen vrijdag en zondag Voorbeeld: 'werken op je vrije zaterdag' Synoniem: sabbat Paaszaterdag (de zaterdag vóór Pasen) Spreekwoorden en zegswijzen • er verstand van hebben als een kraa... Gevonden op https://woorden.org/woord/zaterdag