de zever zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'zevər ] Afbreekpatroon: ze·ver 1) toestand dat iemand oninteressant en langdradig over iets praat Voorbeeld: 'een vergadering met veel zever en weinig besluiten' Synoniem: gezeur dikke zever (grote onzin) geen zever (geen flauwekul, stel je niet aan) 2) uit je mond gelopen spee... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zever
1) vocht in de mond dat wordt aangemaakt door de speekselklieren; speeksel 2) gepraat zonder veel inhoud of belang; onzinnige, dwaze praatjes; loos gepraat; kletskoek; onzin 3) iemand die altijd iets te zeuren of te klagen heeft; zeurpiet Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/zever
Stroperige, kleurloze, enigszins glanzende afscheiding die meestal enigszins reageert als een base; bevat water, slijmstoffen, proteïne, zouten en vaak ook zetmeelafbrekende enzymen Gevonden op https://www.ksart.nl/term/zever