zijden bijv.naamw. Uitspraak: [ 'zɛidə(n) ] Afbreekpatroon: zij·den van zijde (3) gemaakt Voorbeelden: 'zijden blouse' , 'zijden bloemen' Spreekwoorden en zegswijzen • aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig) Naar de spreekwoorden Intensiveringen Hoe ...
1) Gebruiken zij bij de boom 2) Van een bepaald fijn weefsel 3) Van een bepaalde stof 4) Van zekere stof 
gemaakt van garen van de zijderups vb: zij droeg een zijden jurk
•van zijde, van zijdegaren vervaardigd. •op zijde gelijkend, als van zijde, zacht en glanzend.
[Vergeten woorden] (st. zeed, heeft gezeden) betoveren, bezweren [~ zeed ‘betovering’]