zwetsen werkw. Uitspraak: [ ˈzwɛtsə(n) ] Afbreekpatroon: zwet·sen Vervoegingen: zwetste (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gezwetst (volt.deelw.) praten zonder na te denken over wat je zegt Voorbeelden: 'in een café zitten zwetsen' , 'Ze zwetsen maar wat, trek het je niet aan.' Synoniem: zwammer Synoniemen: bluffen leuteren lullen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zwetsen