I achter bijwoord Uitspraak: [ ˈɑxtər ] Afbreekpatroon: ach·ter 1) in het achterste gedeelte Voorbeeld: 'achter in de twintig zijn' Antoniem: voor driehoog achter wonen (wonen in een kleine en armoedige woning) 2) met een achterstand Voorbeelden: 'achter zijn met je werk' , 'Je horloge loopt achter.' Antoniem: v...
1) Achterop 2) Voorzetsel 3) Aan de achterkant 4) Niet voor 5) Daarachter 6) Antiek 7) Aan de achterzijde 8) Aan het eind 9) Erachter 10) Bachten 11) Na 12) Nadat 13) In achterstand 14) Achterlijk 15) Voorbij 
I.voorz., 1.langs, op. Voorbeeld: ‘Ze zullen u achter straat doodsmijten’ Voorbeeld: ‘Zo gauw de vruchten verhaarzelden achter 't land, was 't groot geruchte uit’ (Langs Wegen 130) Voorbeeld: ‘Maar ze vond heur doen belachelijk - zot was het te geloven dat er verloren geld achter de grond zou liggen’ 2.ter aanduidin...
voorzetsel
na (toon de herkomst via de etymologiebank)
waar het niet te zien is, aan de andere kant vb: achter het huis hebben we een tuin
[I] in of bij de achterkant [II] voorzetsel
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] achter iemands rug, buiten zijn weten(tag) [Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] de zelfde dag over een week
Te gebruiken om iets te beschrijven dat zich aan die kant van een object bevindt die het tegenovergestelde is van zijn voorkant of van de belangrijkste of nuttigste kant. Gebruik `achterkanten (delen)`, uit de hiërarchie Onderdelen voor deze delen zelf.