adresseren werkw. Uitspraak: [ adrɛ'serə(n) ] Afbreekpatroon: adres·se·ren Vervoegingen: adresseerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geadresseerd (volt.deelw.) 1) voorzien van een naam en adres Voorbeeld: 'een enveloppe adresseren en verzenden' 2) naar een plaats in je computergeheugen gaan voor het opslaan o... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/adresseren
Adresseren is klaar gaan staan om de bal te slaan. Het positioneren van lichaam en club voorafgaand aan de slag. Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10482