ambachtsheerlijkheid zelfst.naamw. Verbuigingen: ambachtsheerlijkheden 1) de waardigheid van een ambachtsheer met de daaraan verbonden rechten 2) het grondgebied of de landstreek, waarover de jurisdictie van deze ambachtsheer zich uitstrekt, het ambacht 
1) Waardigheid voor ambachtsheer 
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] ambacht betekende in overoude tijden dienaar en vervolgens ook bediening (ambt), meer in 't bijzonder rechterlijke bediening, en, vooral in Holland, een heerlijkheid met laag gericht.
, rechtsdistrict op het platteland. Ook wel ambacht genoemd.