antifoon zelfst.naamw. (de) Afbreekpatroon: an·ti·foon Verbuigingen: antifonen (meerv.) Verbuigingen: antifoontje (verkleinwoord) 1) apparaatje om het oor af te sluiten tegen hinderlijk geluid 2) , vers dat gezongen wordt als inleiding of afsluiting van een psalm Voorbeeld: 'Het antifoon van de derde adventszondag....
1) Apparaatje tegen hinderlijk geluid dat in de uitwendige gehoorgang aangebracht wordt 2) Beurtzang 3) Gehoorbescherming 4) Geprepareerd watje om in de uitwendige gehooropening te dragen teneinde het oor te beschermen tegen lawaai 5) Keervers 6) Kerkelijk lied 7) Liturgisch vers voor en na de psalmen 1) Beurtzang 2) Wisselzang 
beurtzang, liturgisch vers (toon de herkomst via de etymologiebank)
gezang dat een psalm omlijst; oorspronkelijk bedoeld om de toon aan te geven voor het koor
Zie beurtzang
beurtzang, liturgisch vers
Een beurtzang; een tegenzang In de Rooms-Katholieke Kerk ook een liturgisch gezang
Refrein of beurtzang, onder andere vóór en na een psalm, maar ook als zelfstandig gezang.