I associëren werkw. Uitspraak: [ ɑso'ʃerə(n) ] Afbreekpatroon: as·so·cië·ren Vervoegingen: associeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geassocieerd (volt.deelw.) de ene gedachte met de andere verbinden Voorbeelden: 'muizen associëren met kaas' , 'Die supermarktketen wil niet dat mensen het merk associëren met 'duur'.' II z... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/associëren
samen een bedrijf gaan uitoefenen vb: die twee advocaten zijn kortgeleden geassocieerd in de geest verbinden, samenvoegen vb: als ik een politicus zie, associeer ik dat met hard werken Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=associëren