stakkerigheid, stumperachtigheid, bedeesdheid, onbeholpenheid - Voorbeeld: ‘En daar speurde hij even Lida weer op, die hem nu zo schalks toewenkte met haar ogen, als om te spotten met zijn jongensachtige bedutsdheid’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php