bemachtigen werkw. Uitspraak: [ bəˈmɑxtəxə(n) ] Afbreekpatroon: be·mach·ti·gen Vervoegingen: bemachtigde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bemachtigd (volt.deelw.) met veel moeite krijgen Voorbeeld: 'kaartjes voor het concert weten te bemachtigen' Synoniemen: aangrijpen grijpen loskrijgen overmeesteren vastgrijpen 3 definities...
1) Aangrijpen 2) Aftroggelen 3) Bejagen 4) Grijpen 5) Halen 6) Innemen 7) Ontfutselen 8) Ontrukken 9) Overweldigen 10) Vangen 11) Vastgrijpen 12) Verkrijgen 13) Veroveren 14) Verwerven 1) Aangrijpen 2) Bejagen 3) Bezetten 4) Buitmaken 5) Grijpen 6) Innemen 7) Loskrijgen 8) Nemen 9) Opsnappen 10) Overmeesteren 11) Overweldigen 12) Vaandelen 13) Vangen 14) Vastgrijpen 15) Verkrijgen 16) Veroveren 17) Versieren 18) Verwerven 19) Zich eigen maken 20) Zich meester maken 
met veel moeite te pakken krijgen vb: hij had een plaats op de eerste rij bemachtigd Tegenstellingen: verliezen kwijtraken
met veel moeite te pakken krijgen Voorbeeld: Ik heb de tickets weten te bemachtigen.
door inspanning verkrijgen