bespelen werkw. Uitspraak: [ bəˈspelə(n) ] Afbreekpatroon: be·spe·len Vervoegingen: bespeelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bespeeld (volt.deelw.) 1) muziek maken op (een instrument) muziek Voorbeeld: 'het orgel bespelen' 2) optreden voor een publiek en ervoor zorgen dat het reageert zoals jij... Gevonden op https://woorden.org/woord/bespelen
er muziek mee maken vb: hij bespeelt de gitaar anderen laten doen en denken wat jij wilt vb: hij weet de mensen geweldig te bespelen Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/