1.door steken bevestigen; bedekken (VD 1, 2) Voorbeeld: ‘Zich besteken met loof’: zich camoufleren 2.geven, schenken (op iemands verjaardag) Voorbeeld: ‘Boer, wat de verdomd hebt ge me voor een paard besteken? 't heeft de duivel in’ (Langs Wegen 16) 3.besteken: a.Voorbeeld: ‘besteken zitten met’: opgescheept zitten... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php